geef me een muts nu ik wil zoeken
bij het vuil erop vertrouwen dat alles
met een stekker het nog doet
een groene vaas vinden
handgeblazen in murano
een houtgerookte zalm
door de strot geduwd
krijgen van een chaneldame
die me zo laat op straat nog
aanziet voor een zwerver
hij kraakt je schedel als de leeuwendoder
die hij met een klap stukslaat op tafel
als de vuurtoren waarin hij slaapt
als de naam die hij draagt tussen zijn tanden
tseetseevliegen kruipen met gekruiste vleugels
over de rug van zijn hand hij is voor weinig bang
mon légionnaire
's nachts schrikt hij wakker van een traan
op een wang de tatoeage van zijn commandant
Laten we weer eens praten over de regen,
over het water dat naar zee is gestroomd
en over het water dat nog naar zee zal stromen
– wat doe je eraan, zo heet het, wij in elk geval niets.
Laten we het hebben over de elementen H en O,
een mooi stelletje, maar of ze dat zelf weten?
Waar blijven ze als water schaars wordt,
wat hebben ze los van elkaar om het lijf,
wat weet ik toch weinig van zelfs de meest basale chemie.
Laten we het weer eens hebben over de regen
en over chemie, over wanneer wat werkt en niet,
over welke druppel welke emmer doet overlopen
en over liever pompen dan verzuipen.
Al dat water dat naar zee is gestroomd,
kunnen we dat niet laten varen,
en al dat water dat nog naar zee zal stromen,
kan dat ons niet meevoeren?
© Copyright 2016. ANNE VAN AMSTEL